De Film

SPOREN VAN GEWELD

De excessen van de Speciale Troepen

Onrust op Sulawesi

Midden 1946 begint op Zuid-Sulawesi (voorheen Zuid-Celebes) het verzet tegen de koloniale herbezetting te broeien. Vanaf Java en Kalimantan (voorheen Borneo) varen ‘s nachts in het geheim boten met daarop groepjes republikeinse strijders. Het Nederlandse leger tracht de landingen op de kust te onderscheppen, maar eenmaal aan wal weten de belangrijkste groepen ongezien de bergen in te vluchten. De geïnfiltreerde groepjes maken de bevolking bewust van de republikeinse strijd, organiseren de voedselvoorziening voor strijders en bouwen geheime militaire posten in de bergen. Het aantal moorden op Nederlanders, brandstichtingen en illegale vergaderingen neemt sterk toe.

Het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) staat machteloos. Het Nederlands koloniaal bestuur ziet in de loop van 1946 dat de invloed van Soekarno op Java en Sumatra groeit. Nederland wil voorkomen dat de republikeinse invloed op het belangrijke Sulawesi (voorheen Celebes) toeneemt. Koste wat het kost.

Schetskaart, waarschijnlijk eind 1946, waarop de onrustige gebieden op Celebes zijn ingetekend. Beeld: NIMH, Collectie De Vries.

Harde jongens

Ongerust geworden door het oplaaiend verzet vraagt de legertop in het midden van 1946 aan de jonge luitenant Raymond Westerling om een geheel nieuwe gevechtsgroep op te richten. Nederland heeft de behoefte aan speciale troepen waarschijnlijk afgekeken van de Engelsen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Speciale troepen zijn specialistische eenheden die in vijandelijke omgevingen riskante missies uitvoeren. Ze worden aangestuurd door de hoogste lagen en hoeven hun tijd niet te verdoen met de bureaucratie van het gewone leger. Hun offensieve mentaliteit zou het moreel van de Nederlandse troepen, het KNIL, en het bestuur kunnen opvijzelen.

Raymond Westerling, 1948. Beeld: Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

De nieuwe eenheid heet het Depot Speciale Troepen (DST) en moet de hardste kern van het Nederlandse leger worden. Slechts een enkeling wordt toegelaten, uitsluitend op basis van vrijwilligheid. Fysieke topconditie is een vereiste. De opleiding bestaat uit het overwinnen van angsten, zoals engtevrees en hoogtevrees. De eerste maanden trainen instructeurs van het KNIL de jongens in 'silent killing', locomotief besturen, mesvechten en sluipen. Over het einde van de training verklaart een oud-commando: "Nu hadden we het gevoel dat we alle uitdagingen aankonden."

Beeld: Nederlands Instituut voor Militaire Historie / collectie Fotoafdrukken Koninklijke Landmacht / afkomstig uit de nalatenschap W. Heldoorn

Aan het einde van 1946 bestaat het DST uit 123 jongens, waarvan 25 à 30 wit en ongeveer 100 Ambonezen, Menadonezen, Timorezen en Sundanesen, allen ex-KNIL-militairen. Trouw aan het Nederlands gezag en trots op de status van de elite-groep staan voorop. Westerling is bij zijn soldaten zeer geliefd. Hij is een elegante persoonlijkheid en spreekt vloeiend Frans, Turks en Grieks. Hij kan op elk moment bij de hoogste legerleider, generaal Spoor, naar binnenstappen. Het DST zal gedurende zijn hele bestaan speciale bescherming genieten van de legertop.

De lijken van circa dertig geëxecuteerde personen op de alun-alun van de kustkampong Baru. Waarschijnlijk 23 januari 1947. Westerling was bij deze actie niet aanwezig. Beeld: © Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag. Foto KNIL-soldaat H.C. Kavelaars.

Werkwijze van de speciale troepen

Als de Nederlanders op Sulawasi het onderspit dreigen te delven, worden Westerling en het DST er in het geheim naar toe gestuurd. Met zijn 27 jaar wordt Westerling tot jongste kapitein van het Nederlandse leger bevorderd. Onder goedkeuring van zijn militaire bazen ontwikkelt hij een methode die later ‘standrecht’, ‘noodrecht’ en ook wel ‘de methode-Westerling’ is gaan heten. Na omsingeling van een kampong (dorp) worden personen uit de bevolking naar voren geroepen. Als hun identiteit is vastgesteld, worden ze onmiddellijk geëxecuteerd, veelal op basis van informatie waarover Westerling zegt te beschikken. Er is geen rechter aanwezig. Slechts van enkele acties blijven verslagen bewaard. Namenlijsten van geëxecuteerden worden niet bijgehouden.

Westerling verklaart later dat de kwaliteit van de methode nu juist is dat het doodschieten snel en zichtbaar voor de gehele bevolking plaatsvindt. Hij beweert zelf op deze manier ongeveer 600 personen te hebben geëxecuteerd. Ook de militairen van het DST executeren. Uit getuigenissen van bewoners van verschillende kampongs tegenover het Nederlandse Hoog Militair Gerechtshof zal later blijken dat het DST te werk ging als een doodseskader.

De bewoners van de kustkampong Salomoni zijn door commando’s bijeengedreven en kijken toe hoe verdachte personen worden gescreend en standrechtelijk geëxecuteerd. 12 februari 1947. Beeld: © Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag. Foto H.C. Kavelaars.

De hoogste militaire commandant van het KNIL op Sulawasi vindt de methode prima en stuurt enthousiaste krantenknipsels rond over het goede werk dat het DST uitvoert. Als de werkwijze van het DST geleidelijk bekend raakt, vragen ook commandanten van het KNIL om de bevoegdheid meteen mensen te kunnen doodschieten. Sommige eenheden van het KNIL opereren, in samenwerking met enkele secties van het DST, geïsoleerd en zonder remmingen diep in de jungle. De bevelvoering verloopt chaotisch en Westerling houdt slecht overzicht over het handelen van zijn belangrijkste ondercommandant, luitenant J.B. Vermeulen. Bij de hoogste gezagsdragers in Jakarta (voorheen Batavia) wordt langzaam duidelijk dat ze de doorsijpelende berichten over moordpartijen niet langer kunnen negeren.

Twee foto’s van een executie, NIET van het DST maar wel één van de weinige foto’s die weergeeft hoe er op Zuid-Celebes is geëxecuteerd. Twee Javaanse mannen worden in de buurt van Soekaboemi zonder proces neergeschoten nadat zij een groep militairen van het Regiment Jagers eind december 1948 in een hinderlaag hadden gelokt. Het Nederlandse leger ontkwam zonder verliezen. Beeld: na december 1948. Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag.
Kapitein Westerling (midden) temidden van de hogere commandanten bij de afsluiting van de acties op Zuid-Celebes. Kamp Matoanging, 3 maart 1947. Collectie Maarten Hidskes.

Verantwoording

Begin februari 1947 worden alle militaire acties op Sulawesi stopgezet. Het DST wordt teruggeroepen naar Jakarta. Vermeulen wordt weliswaar op een zijspoor gezet, maar Westerling en het DST worden veelvuldig geprezen en geheel 1947 ingezet bij acties op Java. Het DST wordt uitgebreid, onder andere met een parachutisten-onderdeel. Overal waar Nederlandse troepen het dreigen af te leggen tegen de guerrillastrijders arriveert het DST, dat intussen de bijnaam ‘de schoorsteenvegers’ heeft. Verhalen over de harde werkwijze op Sulawesi maakt het DST gevreesd en berucht. Westerling krijgt de bijnaam 'De Turk' en het DST 'De Turco’s' vanwege Westerlings Turkse geboortegrond. Westerling wordt in januari 1948 als commandant van het DST vervangen en het DST wordt omgedoopt tot het Korps Speciale Troepen (KST). Hij behoudt tot zijn dood in 1987 een dubieuze cultstatus van nationale held annex oorlogsmisdadiger.

Onderzoeken naar de werkwijze op Sulawesi worden vanaf 1947 door generaal Spoor belemmerd. Het Hoog Militair Gerechtshof en de Tweede Kamer laten vanaf 1949 eigen onderzoeken uitvoeren. Een belangrijke conclusie is dat Nederlands-Indische wetgeving helemaal niet zoiets als standrecht kende en dat de methode feitelijk doodslag was. Echter, nooit zal ook maar één persoon formeel verantwoording afleggen voor de acties. Men meent dat Westerling zeker niet in zijn eentje verantwoordelijkheid draagt voor de naar schatting drie- tot vijfduizend doden die in de twaalf weken op Zuid-Sulawesi zijn gevallen. Alle lagen boven hem hebben voortdurend met zijn werkwijze ingestemd en daarmee zijn zowel de legertop als de regeringen in Jakarta en Den Haag medeverantwoordelijk.

Maar de belangrijkste reden dat er nooit iemand is bestraft voor de doden op Zuid-Sulawesi of het latere geweld van de speciale troepen zit verborgen in de naoorlogse samenleving van Nederland. Invloedrijke groepen, zoals gezagsdragers, ambtenaren, juristen, militairen en industriëlen, waren nauw verbonden met het mislukte koloniale project. Niemand voelde zich geroepen om de open zenuw van deze beschamende oorlog aan te raken.